Wij hebben bijna een jaar met het mondkapje als extra accessoire rondgelopen. In het begin nog wat onwennig, maar al snel niet meer weg te denken. Ze werden massaal gemaakt en je haalde ze in allerlei printjes in huis. Voor elk humeur een kleur. Er waren voorschriften van hoe te dragen en te wassen, moest er voor de terugweg een nieuwe opgezet worden en mocht je hem niet aanraken met je handen. In het begin was het alleen nog in het OV. Waar ik in stilte best wel om moest juichen. Want hoe vaak ik niet in de metro heb gestaan met mijn neus in mijn jas. In van die overvolle treinstellen met beslagen ramen de ochtendwalm van je medepassagier inademen. Yuk!
De eerste keer met mondkapje in de trein, was naar Zutphen. Met de meiden de route naar het MBO verkennen die het nieuwe schooljaar dagelijks genomen moest worden. Het was in de vakantie, in augustus, 30 graden en we dachten dat we het aflegden. Telkens moest die kap even af voor een paar diepe halen frisse lucht. Schichtig om ons heen kijken, want je deed iets ‘illegaals’. Terwijl er genoeg mensen in de trein zaten die hem alleen opzette wanneer er een conducteur langskwam. Maar ja, zo stoer zijn wij niet. In de periode van de avondklok bleef ik al uren van te voren binnen. Wij gooien nog geen papiertje op straat en rijden niet zwart of te hard. En wanneer ik toch onverhoeds het maximum overschrijd, krijg ik geheid een bekeuring. In mijn hele leven heb ik er 2 gehad. Ik weet precies waar, wanneer en vooral waarom. En baal daar nu nog steeds enorm van. En niet eens om het geld, want hoeveel het was, weet ik dan weer niet.
Toen de mondkap ook in binnenruimtes verplicht werd, leidde dat nog eens tot ongemak. Stond ik in de supermarkt met beslagen bril (ik kan nog geen pakje boter lezen zónder), even je handen vrij moeten hebben en je boodschappenlijstje in je mond willen stoppen (en waar laat je m dán?), je boodschappenlijstje vervolgens kwijtraken (en hem terugvinden achter het elastiek van dat ding wanneer je hem bij je auto afzet), niemand herkennen, tenminste ik niet (verrek, zeg kerel, ben jij het?) en tien keer moeten vragen wat er nou gezegd werd, want ik versta er weinig van en wanneer er ook nog zo’n spatscherm tussenhangt, kan je poep tegen mij praten wat je wilt.
Er zit ook een groot voordeel aan: het camouflerend effect. Ik heb het al eens eerder gezegd. Wanneer mijn gezicht in ontspannen toestand verkeert, staat hij op onweer. Dat schrikt mensen af. Men gaat met grote bogen om mij heen of behandelt mij op basis van mijn gezichtsuitdrukking, waardoor ik mij afvraag wat ik nu weer in godsnaam gedaan heb. Ooit werkte ik achter de kassa en hoorde ik een tirade van een klant tegen de hoofkassière over ‘dat chagrijnig wijf van kassa 3’. Langzaam gluurde ik naar boven waar het kassa nummer stond. Ja, kassa 3, ze had het over mij, maar geen idee wat ik gedaan had. Iemand heeft ooit over mij gezegd: ‘Die met een bek als een scheermes’. Dat is een tikkeltje overdreven, maar vrolijk kijk ik niet. En dat weet ik. Dus ik bedenk mij constant dat ik die mondhoeken omhoog moet gooien. Kijk vriendelijk, glimlach, zet de ogen op opgewekt! In het jaar met een mondkapje op, ben ik dat helaas weer kwijtgeraakt. Dat scheermes zagen ze niet, ik werd niet ontweken of genegeerd en dus was de noodzaak van vriendelijk lachen niet nodig.
Maar vanaf vandaag vervalt de mondkapjesplicht en moet het voorlopig alleen nog maar in het OV. Dus wordt het glimlachen als Brugman. Het zal wel even duren voor ik dat weer onder de knie heb, dus heb geduld en wanneer je mij tegenkomt, ik ben aardig. Echt!