Niet echt ad rem.

Ik kwam van de week een kennis tegen op straat. Ze had net een taart opgehaald, want haar dochter werd 21. Zonder er bij na te denken, riep ik heel enthousiast: “Jaimee is ook 21!……of ‘was’ …….o nee, eigenlijk ‘zou zijn’…………” Opeens werd het een pijnlijk gesprek waar ik niet op uit was. Het was niet mijn bedoeling. Het floepte er gewoon uit.

Ik zeg wel vaker dingen die soms, werkelijk waar, nergens op slaan. Zo parkeerde ik eens mijn auto achter zo’n zelfde auto. Bij het uitstappen, kwam de eigenaar eraan lopen en zei iets in de trant van: ‘Dat is het goede merk’. Waarop ik antwoordde: ‘Ik wilde ‘m er eigenlijk tegenaan zetten….’ Ik-wilde-eum-er-eigenlijk-tegenaan-zetten. Hoe verzin je het?! Nog terwijl ik die woorden uitsprak, dacht ik: Wat zeg ik nou dan weer?? Waarom zeg ik dit?? De man stond mij, geheel terecht, raar aan te kijken. En terwijl ik bedacht hoe ik dit kon rechttrekken, liep ik dus gewoon weg. Of die keer met vrienden op een camping in Spanje. Ik stond in de tent, toen ik iemand aan mijn vriendin hoorde vragen of zij Inge was. Als een Jack In The Box, sprong ik tevoorschijn en riep: “Nee, ik ben Inge!” Ik ben natuurlijk Inge niet en vond het waarschijnlijk stom dat mijn vriendin werd aangezien voor haar en niet ik. Het is tenslotte mijn zus. Al met al stond ik daar met mijn armen omhoog. Met blikken vol verwachting op mij gericht. Met een hoogst verbaasde vriendin en ik bedenkend hoe ik dit kon verklaren. En vervolgens zwijgend weer in de tent verdween.

Ik praat ook om stiltes te vullen. Zeg ik tegen de meneer van de CV-ketel-onderhoud: “Dat is een mooie ketel, he?” terwijl ik denk: “Mona, dicht met je bek!”. Tegen de agent tijdens een routine controle: “Gisteren was ik zo dronken als een tor.” terwijl ik denk: “Dicht-met-je-bek!”. Tegen de stagiair van de fysiotherapeut terwijl ik mijn shirt uitdoe: “Moet lukken, jullie bij elkaar zijn net zo oud als ik.” Tegen de huisarts: “Ga je wel vaker met die eendenbek tekeer?” ……!

Ik ben duidelijk niet van het soort dat je lekker ad rem van repliek kan dienen. Ik ben verbaal gewoon niet zo sterk als ik onvoorbereid ben. Wanneer je onverwachts iets tegen mij zegt, kraam ik de grootste onzin uit. Het heeft menigmaal tot beschamende (voor mij) situaties geleid. Sta ik daar met een mond vol tanden. In gedachte hele volzinnen om mijzelf hieruit te redden. Ik weet precies wat ik moet zeggen, maar er komt niets uit mijn mond. Ik roep inwendig tegen mijzelf dat ik moet praten, dat ik wat moet zeggen en waarom zeg je niets en ondertussen is het moment voorbij en druip ik af of begin ik schaapachtig te glimlachen. Van alles willen zeggen, maar uiteindelijk blijven zwijgen, heeft mij vroeger in de klas meerdere onvoldoendes opgeleverd of tot gesprekken tussen de leerkrachten en mijn ouders geleid: “Ik weet niet wat er met uw dochter aan de hand is, maar ze geeft vaak geen sjoege en gaat een beetje stom lachend naar buiten zitten kijken”. Vaak wist ik het antwoord wel, maar op het moment dat ik het wilde zeggen, ging ik zitten twijfelen. Was het wel het perfecte antwoord? Kon ik het niet beter verwoorden? en dan was de beurt voorbij…. Op het werk hetzelfde verhaal. Had ik tijdens een meeting een vraag of commentaar, zat ik de zin in mijn hoofd te perfectioneren of dacht ik drie zinnen vooruit en was het alweer achterhaalt. Een meeting met Mona gaat lekker snel, want die zegt toch niks!

Terugkomend op het geval met de auto. Die avond sprong ik tijdens het eten van mijn stoel en riep: “Mooie mensen hebben mooie auto’s!” Nu nog de timing fine-tunen.

Plaats een reactie